Alle berichten van Monique

Weekend

Stukje bij beetje dringt tot me door dat dit zijn geen tijden zijn voor watjes. Ik loop daarom dagelijks een ronde door de natuur, vaak dezelfde gebieden, rondom Arnhem waar ik vaak heen fiets. Soms pak ik de bus omdat Ayla – hond – bij me is en soms neem ik de trein, alleen of met René – vriend – of Marijke – zus – of anderen, wekelijks loop ik met het wandelgroepje van Door. Elke maandagochtend een andere bestemming, bijvoorbeeld Mariendaal, de Posbank, Duno of het Bergherbos bij Beek. Volgende keer: de Wodanseiken – 400 tot 600 jaar oud – in Wolfheze, en voor mij is dan het weekend begonnen. Op maandag en dinsdag ben ik vrij!

Ochtendnevel

Maandagochtend is mijn ‘zaterdagochtend’, en dinsdag is mijn ‘zondag’ een dag om uit te slapen, wat ik een hele poos niet meer kon, omdat mijn ritme te streng was. Om 6.30 uur opstaan, en rond 8.15 de deur uit om te werken of te sporten was een uitdaging. Nu de zomertijd weer voorbij is word ik om 5.30 wakker en moet mijn best doen om te streamen. Ik ben ritme-gevoelig en dat is goed om te weten want ik heb daar rekening mee te houden, en ja, ik hou van dansen.

Weerspiegeling in het water

Op dinsdagavond, mijn zondagavond bereid ik mij voor op de komende werkweek, zorg dat het huis is opgeruimd, net als ikzelf. Zijn er nog dingen die moeten gebeuren, doe het nu want de komende dagen heb ik daar geen tijd meer voor. Mijn agenda is gevuld, met hier en daar wat lege ruimte, voor spontane invallen.

IK
Foto Door

Hormonen

Ik heb een hormoongevoelige tumor gehad in mijn rechter borst, die geamputeerd is, en draag een uitwendige prothese. Daarna heb ik chemotherapie gehad en heb ik me laten bestralen, waardoor een inwendige prothese niet meer mogelijk is omdat de celstructuur van de huid gesloopt is. Mijn menstruatie is tijdens de behandeling abrupt gestopt, nooit weer terug gekomen, wat ik wel jammer vond. Het is nu 10 jaar geleden, ben inmiddels de 60 gepasseerd.

Ik mocht/mag geen medicijnen gebruiken die mijn hormoonhuishouding beïnvloeden, tegen overgangsverschijnselen, de overgang die vrij vlot voorbij was. Ik leef sindsdien met het ritme van de maan, eet ook geen vlees van dieren die hormonen toegediend hebben gekregen. Sowieso eet ik weinig dieren, want ik hou van dieren, en koop ik enkel producten van biodynamische landbouwbedrijven die geen bestrijdingsmiddelen gebruiken.

Ik heb mij niet laten prikken omdat mijn lichaam ‘nee’ zei en omdat er, zoals later bleek maar weinig bekend is over de invloed van het vaccin op de hormoonhuishouding. Er gaan geruchten rond die me vertellen dat er vrouwen zijn wiens menstruatie verstoord is geraakt na de inenting. Een enkele keer liet ik mij testen want voor de QR-code ben ik niet bang, maar ik weiger mij op te offeren.

Ik laat mij niet van de wijs brengen door mensen die mij in het hok plaatsen van ‘asociale stommeling’ en voel me geroepen om uit te breken. Mijn weerstand tegen deze naargeestige groepsdruk – ik hou mijn hart vast – groeit met de dag. Het vertrouwen in mijn gevoel is groter dan in de geneeskunde, net als mijn vertrouwen in de regering. Hoe lang duurt dit nog en hoe ver gaat dit, gedoe?

Het oprukkende jeneverbessenbos op de Hoge Veluwe

Ik geloof wel in de helende werking van dagelijks wandelen in de natuur, door weidse lansschappen, stekelige bosjes, langs de oevers van rivieren die ons omringen. Ik geloof ook in de wijsheid van mijn lichaam dat me vertelt wat ik moet doen, en oefen mijn geest door elke dag te beginnen en af te sluiten met – Zen – meditatie. Ik ben niet van plan om mij te laten prikken, omdat het voor mij geen oplossing is voor de crisis waar we nu in zijn beland.

Beuk

In Lichtenbeek – landgoed in Oosterbeek – staat een beuk, bovenaan een helling op het westen, waar biologisch geboerd wordt. Er omheen ligt een oeroud bos met veel beuken maar deze staat alleen, terwijl ze graag in groepen staan.

De beuk was ooit gigantisch en er stond een huis bij, in vervlogen tijden – van horen zeggen – maar ik heb hem/haar nooit gezien voordat de bliksem hem/haar trof. Beuk was daarna nog steeds indrukwekkend, bijna intimiderend met een kale stam, hoog naar de hemel reikend. Beuk werd nog eens getroffen, tot er een korte stomp van over was.

Op een snikhete dag in een zomer viel me het malse gras op rondom Beuk, terwijl de rest van de akker uitgedroogd was. Ik vroeg mij af hoe dat kon, en las dat dooie bomen hun wijsheid doorgeven aan de omgeving.

Beuk in Lichtenbeek

Vorig jaar hebben Max, Ellen – vrienden – en ik de boom omarmd, tijdens de schemering om de zonnewende te vieren, in december. We konden elkaars handen net raken, zo dik was die stam nog altijd. In de vlier die er naast groeit hing een dun plaatje hout met een reflector, dat ik mee nam naar huis.

Van het voorjaar lag er opeens een brok naast, die los had gelaten, van de beuk. Voor de rest stond hij/zij nog fier overeind, in weer en wind, met puntige uitsteeksels die richting gaven, tot nu toe.

Beuk heeft zijn/haar regerende vermogen verloren en staat er treurig bij, ontwapend, nadat een kolonie wespen zich heeft gevestigd in zijn/haar binnenste. Binnenkort zal ik daar weer plaats nemen op de scheefgezakte bank die er naast staat, om aan het einde van de middag de grote vuurbal onder te zien gaan, in het westen.

Engel

Herman – Hermantje – Boek was mijn vriendje, in Glane. We speelden vaak bij mij vanwege mijn grote verzameling poppen. Herman hield ook van de Barbies, een erfenis van mijn oudere zusjes. We speelden bevallinkje in het grote bed van mijn ouders, hij kreeg het kind – een pop – en ik was dan de vader. Op mijn vijfde verhuisden wij naar Losser, de gemeente waar Glane onder valt. Het gezin Boek, Broer, Lenie, Herman en Jantje trok in ons huis aan de Weertstraat, waar ik geboren ben. In Losser kwam hij soms bij ons overblijven tussen de middag. ‘Betsie, ik ben zat’ zei hij dan als ie zijn buikje vol had.

Ik zat op de Mariaschool, en de Basis, hij op de Wegwijzer. Ik ging naar het Carmellyceum in Oldenzaal … en toen verloren wij elkaar uit het oog, ik weet niet waar hij heen ging. Ik ging naar Nijmegen om te studeren, af en toe zag ik hem of hoorde wat over hem. Tante Lenie kwam wel regelmatig op haar Solex bij ons langs aan de Gronausestraat, waar ik ben opgegroeid. Daarom weet ik dat Herman bij de thuiszorg ging werken, in Losser woonde en trouwde met zijn vriend Han.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is IMG_5734.jpeg
Herman en ik in 1964

Heel veel later heb ik hem weer gezien, op de begrafenis van mijn vader in 2002, nog later ben ik met mijn moeder bij Lenie langs geweest in Glane. Weer later ruimde Bernadet – nicht – oude foto’s op en bracht Marijke – zus – in de zomer van 2019 dit kiekje voor me mee. Precies een jaar geleden, op 22 mei 2020 is hij overleden, sindsdien is Herman, geboren op 7 juli 1961, mijn engel, altijd in gedachten aanwezig. Als je zijn letters husselt kun je Arnhem spellen, mijn woonplaats.

Walking & weighing

Bovenal, verlies je verlangen om te wandelen niet: ik wandel mezelf elke dag in een staat van welbevinden en wandel weg van ziekte; ik heb mezelf in mijn beste gedachten gewandeld, en ik weet van geen gedachte die zo bedrukt dat men er niet van weg kan wandelen … maar door stil te zitten, en hoe meer iemand stil zit, hoe dichterbij komt het ziek voelen… Dus wanneer iemand blijft wandelen, zal alles goed komen. Søren Kierkegaard, brief aan Jette (1847)

Solvitur ambulando. ‘Het is opgelost door te wandelen’.

Walking

Dit citaat komt uit het boek ‘The Songlines’ van Bruce Chatwin, verschenen in 1987.

https://en.wikipedia.org/wiki/The_Songlines

Ik heb de Nederlandse vertaling ‘ De gezongen aarde’ ooit gelezen, dat was voordat ik dagelijks aan de wandel ging om Tati (1999 – 2016), mijn hond uit te laten. Nu heb ik de oorspronkelijke verzie van het boek gelezen, terwijl ik nog steeds elke dag de benen neem, appeltje mee, lopen.

In de vroege Christelijke Kerk bestonden er twee manieren van pelgrimage: ‘wandelen voor God’ (ambulare pro deo) in navolging van Christus of van vader Abraham die de stad Ur verliet en in een tent ging wonen. de tweede was de ‘penitentionele pelgrimage’: waarin van criminelen, schuldig aan ‘enorme misdaden’ (peccata enormia) de rol van reizende bedelaar werd vereist, in overeenstemming met vastgesteld tarieven – met hoed, beurs en stok – om onderweg verzoening te vinden. Het idee dat wandelen gewelddadige misdaden oplost gaat terug naar de afgedwongen omzwervingen van Kain om boete te doen voor de moord op zijn broer.

Weighing

Nog een citaat uit The Songlines, waarin de pelgrimage wordt beschouwd.

Petronella

Guus – broer – heeft de grafrechten op het graf van opa & oma Glane – de naam van het gat waar ik geboren ben – overgenomen van Toon – neef – die tegen de 80 loopt. Voor 299 euro mogen de stoffelijke resten weer 20 jaar blijven liggen. Het is één van de oudste graven op het kerkhof bij de Rooms Katholieke Mariakerk in Losser, een beetje scheef gezakt maar goed onderhouden.

Dit was de aanleiding voor mij om weer wat meer te willen weten over oma, die als kind al wees werd, althans dat werd gezegd. Petronella Kok werd op 4 november 1880 geboren in Enkhuizen. Haar vader ging stappen in Amsterdam en verdronk met zijn zatte kop in een gracht. Haar moeder vertrok met hun drie kinderen naar familie in Oldenzaal. Daar stierf ze van verdriet, volgens mijn moeder die getrouwd was met haar kleinkind, mijn vader.

Sinds kort weet ik dat het niet waar is, wel dat zij stierf van verdriet, niet dat oma als kind al wees werd. Nicht Bernadet stuurde me rond mijn 60ste verjaardag een kopie van haar bidprentje. Oma’s moeder Petronella Bakker, geboren op 30 november 1842 in Enkhuizen was getrouwd met Jacobus Kok en stierf op 61-jarige leeftijd. Haar leven ging door in het ‘gesticht’.

Bidprentje voor overgrootmoeder Petronella

Bernadet – nicht – schreef dat oma nooit iets wou vertellen over haar moeder, zelf was ik nog maar een kind toen ze dood ging in 1968. Weer een stukje genealogie er bij om over na te denken.

Ik ben zelf 61 jaar nu en inmiddels weet ik wat meer over het gezin herkomst van oma Glane dankzij de informatie die Peter Wester – gepensioneerde geschiedenisdocent van het Carmellyceum – mij stuurde. Dit stukje gaat over oma, wiens graf wellicht niet meer zo lang zal meegaan, wat betekent dat de botten naar het knekelhuis gaan.
Voor die tijd wil ik nog uitzoeken waar Petronella Johanna Bakker aan leed, maar eerst vertel ik het verhaal van het gezin Kok uit Enkhuizen nog eens.

Zie: Petronella 2

Spoor

Het zegt je waarschijnlijk niks maar het is de plek waar ik herboren ben.

In 1984 vond ik na een lange zoektocht een heerlijk kraakpand aan de Amsterdamseweg, nummer 40-42 in Arnhem. Naast ons huis lag het braakliggende terrein van Neproma, waar een poetsdoekenfabriek stond, die net gesloopt was. Het huis naast ons was net niet van de sloop gered, een half afgebroken bouwval. Het gebied ligt pal achter het centrale station, een stuk grond dat op den duur door de natuur werd heroverd. Ik heb mij verbonden met die plek en denk aan dat huis als ik op weg ben naar Boschveld, een heel eind verderop. Ik fiets daar langs het spoor, door het gebied heen dat ooit onze tuin was. Daar werd ik, Twents meisje ‘ik kom uut Losser en ik weet van niks’ een Arnhemse, geworteld in deze stad aan de Jansbeek. Het huis is gesloopt, het station is verbreed met spoor 11 dat over onze oude keukenvloer ligt en heet nu Centraal Station, de Gletsjer.

Kabels in de grond

Langs ons tuinpad verscheen het gebouw van Breedband, en binnenkort wordt hier een rijtje Arnhemse Heerenhuizen gebouwd. Het zal mij benieuwen.

Hooglanders

Hij wou me wat laten zien, en telkens als ik iets moois zag vroeg ik hem ‘is dit het?’ De afgeknakte bomen , door een tornado rondom de Carolinahoeve in 2019, ‘eh, nee’, daar begint het mee. De boom, een driesprong die hij altijd aanraakt, zodra we de bekende Posbank verlaten, ‘eh, nee’. Het vloeiende landschap waar ik edelherten verwacht tijdens de bronst met hier en daar een boom, ‘eh, nee’. Een bankje met uitzicht op de Elsberg en het Montferland, in de verte, dat was het.

De bijna volle maan stond inmiddels hoog aan de hemel, terwijl de zon aan het zakken was, in het Westen. René en ik eten mandarijnen van Odin, hij rookt een sigaret, en er is nog iets, een kunstwerk in the middel of nowhere. Ik zie een totempaal met reuzenhoorns aan de top en daaronder een hele rits kleinere hoorns van Schotse Hooglanders, in brons, in een gebied dat niet op mijn kaart staat. We lopen door, richting het Rozendaalse Veld want het duurt niet meer lang tot de zon onder gaat, via een pad vanaf de Brandtoren, heeft hij ontdekt. Bij het hek dat het gebied afgrenst staan twee jonge Hooglanders te dollen, terwijl wij daar langs moeten, een pink buigt met kop en hoorns naar de grond, een kalf hupt op en neer. De moeder staat een eindje verderop met een kleine kudde bij een bosje, heeft ons al gezien en richt haar blik op ons. We lopen langzaam door terwijl zij dichterbij komt, wij van het pad af, wachten achter een boompje met een grote kruin. Er komen meer wandelaars bij ons staan, een moeder met een jochie dat een bot met zich meezeult, gevonden. Een stel met een jong kind op de arm gaan ook van het pad af, bij ons staan. Mamsie staat inmiddels bij haar kleintjes, tussen ons en het hek, wij kiezen voor het vijflaagse prikkeldraad. De jonge vader trekt de onderste draad stevig omhoog zodat ieder er onderdoor kan glippen, geeft het kind door dat eerst gespannen toekeek en begint te huilen. Via graspollen met hei naar de andere kant van het hek waar de dieren staan, pink likt kalf, stier staat een eindje verderop langs het draad zachtjes te brullen.

Hij loopt voorop, een kronkelend pad af langs de bosrand, ik zag het kale rondje op zijn hoofd, het begon te schemeren, maan scheen door de takken, ik hoorde een uil in het bos. Op de parkeerplaats aten wij een energiereep, aan een chique picknicktafel. We moesten nog wel een eindje lopen, terwijl het donker werd, er kwam een auto zonder verlichting aangereden op een kruizing met een landweg. Ik was geneigd om weg te duiken, maar de nieuwsgierigheid won het van de angst. Een boswachter stapte uit en gaf ons geen bon, wel een waarschuwing, ‘ja maar we werden opgehouden door een paar Hooglanders’. ‘Voortaan eerder van huis gaan’, en toen hij weg was ‘ik hou zo van wandelen in het donker’. In Velp stond de trolleybus, lijn 1 klaar om te vertrekken, tot Arnhem Velperpoort.

Drys

Een pas op de plaats: terug kijken en vooruit zien. Op donderdag 19 maart voorzag ik niet dat Drys twee dagen later in Otterlo terecht kwam. Het ging heel snel: op vrijdag heb ik met Fredie van de Hollandse Smousen gesproken over mijn moeite met hem: een boeren hond in een stadse omgeving. Dezelfde dag nog kwam Wilma langs om kennis te maken, en de volgende dag heb ik Drys daar gebracht, met Fiona in de auto. Die woont nu in een afgelegen huis aan een zandweg, bij een fijne familie met nog een hond en een poesje. Aan de overkant van de weg is een hondenlosloopgebied waar hij zijn sociale hart kan ophalen. Ik geloof dat hij daar thuis hoort! Ik loop weer met Ayla, de bruine labrador van Annie, elke donderdag: zij blij en ik ook. Er is veel gebeurt sindsdien: een sombere periode waarin ik het leven opnieuw heb uitgevonden.

Armoe

Het kost moeite om niet mee te gaan in de paniek die er heerst als gevolg van het Corona-virus onder zzp’ers. Ik heb die ervaring gehad nadat ik geen werk meer kon aannemen in de Zorg als gevolg van een medische behandeling. Dat is al weer een poosje geleden, hoop is echter nooit weg, de wanhoop ligt altijd op de loer. Dan helpt het om te beseffen hoe rijk ik eigenlijk ben, de vrijheid te waarderen om elke dag een boswandeling te maken. Ik heb tijd om boeken te lezen, te schrijven, een hond op te voeden, elke dag eten wat ik wil, te herstellen. Die paniek om centen heb ik achter me gelaten door de uitkering die elke maand wordt gestort, plus toeslagen voor de huur, en de zorg. Ik heb geen eigen huis of extreme vaste lasten, en dat is mooi meegenomen. Die armoede valt wel mee dus, al ben ik liever wat rijker.