Ik heb van mijn moeder geleerd om altijd heel veel medelijden te hebben, inclusief zelfmedelijden. Dat is niet hetzelfde als medeleven, sterker: het is heel iets anders waar je veel meer aan hebt. Het komt wellicht voort uit het Christelijke geloof in Jezus aan het kruis. In elk geval heeft het mij niet of nooit geholpen zoals medeleven dat wel doet. Het heeft er voor gezorgd dat ik meteen – onterecht – een hekel aan de man kreeg. ‘Elk huisje heeft een kruisje’ zei ze er nog bij, maar nu is het genoeg. Ik steek graag kaarsjes op in de Martinuskerk in de Steenstraat en sinds kort ook in de Eusebiuskerk in het centrum van Arnhem. Het gebouw is niet meer gewijd maar staat en ligt wel vol met religieuze voorwerpen, waaronder een compleet klokkenspel. De grote bronzen klok die wonderlijk heel bleef na de Slag om Arnhem ligt op de hardstenen vloer. Naast haar twee kleintjes, je kunt er in kijken en over grafstenen lopen van rijke stinkerds. Er is een gerestaureerde muurschildering die vernield is tijdens de 80-jarige oorlog waarin Nederland zich losmaakte van het katholieke Spanje. Het praalgraf van Karel van Gelre met een figuur dat zijn eeuwenoude harnas draagt en een protestante kansel. Hoe meer ik weet over de geschiedenis hoe minder medelijden met ons heb ik en des te meer medeleven.
Op maandagochtend in het Herikhuizerveldoverweeg ik mijn stappen.
Ik zat aan het einde van de middag op een gloednieuwe bank op één van mijn favoriete plekken in Sonsbeek om een appel te eten. Het was weer een drukke dag waarop ik vrijwilligerswerk heb gedaan bij de Kringloop waar ik twee prachtige lappen Afrikaanse wasdruk heb gescoord. Met dank aan Vivi die ze voor me had achtergehouden, want ze weet hoe mooi ik die vind. ‘Dat zijn hele dure stoffen’ zei Josephine bij het afrekenen en vroeg vervolgens 3 euro, een koopje op deze bijzondere dag. Ik ben ontregeld en liet me daarom helemaal opnemen door de groep collega’s. Terug naar de bank: ik zag en hoorde een zwerm kauwtjes die neerstreek in de kale kruin van een gigantische eik, die vervolgens onder luid gekakel weer naar een andere boom vloog. Het geluid was lekker, net als de zoetzure Elstar en ik dacht aan de KOAN – een onmogelijke vraag – wat is de juiste keuze? ter voorbereiding op de Zen Meditatie ’s avonds. Ik vroeg aan de kauwtjes ‘wat is de juiste boom?’, ‘dat maakt helemaal nik uit’ zeiden ze ‘we gaan gewoon door met heen en weer vliegen tot de zon onder is, het is volkomen WILLEKEURIG’. Ik liep nog een eindje door het bos om het antwoord te checken en hoorde heel TOEVALLIG de merels zingen tijdens de schemering, antwoord op de hulpvraag ‘wat is geluk?’ Het valt me toe.
We spraken af op parkeerplaats ‘de Brandtoren’ dichtbij het Lege Gebied zoals ik het noem voor een avondwandeling. Doremieke pikte me om 18.50 uur op bij de rotonde in Rheden waar ik net met de trein was aangekomen, net als Herman. Haar man was er ook bij met de honden Lily en Izzy, en Myriam. Daar wachtten we op Gerlinde en nog een poosje op twee dames die het niet konden vinden, zodat we zonder hen vertrokken. We liepen in de richting van het bronzen beeld ‘Highlanders’ dat sinds 2013 in the middle of nowhere staat. Onderweg vertelde Door dat Gerlinde ‘uitbehandeld’ is en dat kleurde mijn beleving van de wandeling. Ik dacht aan mijn eigen chemo in 2011, waardoor ik mij afschermde van opgetogen sfeer in de groep. Plotseling dacht ik de veldleeuwerik te horen, die er een hele poos niet meer was, en zag ze net als de vogeltjes vliegen die ik zo lang niet heb gezien op de Veluwe.
We gingen naar dit stille glooiende gebied op een moment waarop ik van slag ben vanwege familieperikelen. Het heeft met de reünie te maken die we vanwege de 100ste geboortedag van mijn vader gepland hebben, in 2024. Ik heb al 23 jaar geen contact met mijn jongste broer Mark en af en toe moet het verdriet er uit. Voor het slapen gaan stuurde ik een vraag naar mijn onbewuste brein ‘wat moet ik hiermee?’ en kreeg de volgende ochtend antwoord ‘van los zand kun je geen toren bouwen’.
Het Herikhuizerveld is de oorspronkelijke naam van de Posbank, in het zuiden van het schitterende Veluwemassief. Hier in Arnhem zat ook het gebouw van de Postbank, wat ik altijd verwarrend vond. Het zit zo: ter ere van G. A. Pos, de tweede directeur van de ANWB, werd op één van de hoogste punten in het gebied – in 1921 – een bank gebouwd: de Posbank. Op de weg staan verkeersborden die wijzen die kant uit, naar die stenen bank met dat mooie uitzicht met Paviljoen de Posbank er naast.
Deze foto – s – is – zijn – genomen aan de andere kant van dit gebied, in Rheden.
Stukje bij beetje dringt tot me door dat dit zijn geen tijden zijn voor watjes. Ik loop daarom dagelijks een ronde door de natuur, vaak dezelfde gebieden, rondom Arnhem waar ik vaak heen fiets. Soms pak ik de bus omdat Ayla – hond – bij me is en soms neem ik de trein, alleen of met René – vriend – of Marijke – zus – of anderen, wekelijks loop ik met het wandelgroepje van Door. Elke maandagochtend een andere bestemming, bijvoorbeeld Mariendaal, de Posbank, Duno of het Bergherbos bij Beek. Volgende keer: de Wodanseiken – 400 tot 600 jaar oud – in Wolfheze, en voor mij is dan het weekend begonnen. Op maandag en dinsdag ben ik vrij!
Maandagochtend is mijn ‘zaterdagochtend’, en dinsdag is mijn ‘zondag’ een dag om uit te slapen, wat ik een hele poos niet meer kon, omdat mijn ritme te streng was. Om 6.30 uur opstaan, en rond 8.15 de deur uit om te werken of te sporten was een uitdaging. Nu de zomertijd weer voorbij is word ik om 5.30 wakker en moet mijn best doen om te streamen. Ik ben ritme-gevoelig en dat is goed om te weten want ik heb daar rekening mee te houden, en ja, ik hou van dansen.
Op dinsdagavond, mijn zondagavond bereid ik mij voor op de komende werkweek, zorg dat het huis is opgeruimd, net als ikzelf. Zijn er nog dingen die moeten gebeuren, doe het nu want de komende dagen heb ik daar geen tijd meer voor. Mijn agenda is gevuld, met hier en daar wat lege ruimte, voor spontane invallen.
In Lichtenbeek – landgoed in Oosterbeek – staat een beuk, bovenaan een helling op het westen, waar biologisch geboerd wordt. Er omheen ligt een oeroud bos met veel beuken maar deze staat alleen, terwijl ze graag in groepen staan.
De beuk was ooit gigantisch en er stond een huis bij, in vervlogen tijden – van horen zeggen – maar ik heb hem/haar nooit gezien voordat de bliksem hem/haar trof. Beuk was daarna nog steeds indrukwekkend, bijna intimiderend met een kale stam, hoog naar de hemel reikend. Beuk werd nog eens getroffen, tot er een korte stomp van over was.
Op een snikhete dag in een zomer viel me het malse gras op rondom Beuk, terwijl de rest van de akker uitgedroogd was. Ik vroeg mij af hoe dat kon, en las dat dooie bomen hun wijsheid doorgeven aan de omgeving.
Vorig jaar hebben Max, Ellen – vrienden – en ik de boom omarmd, tijdens de schemering om de zonnewende te vieren, in december. We konden elkaars handen net raken, zo dik was die stam nog altijd. In de vlier die er naast groeit hing een dun plaatje hout met een reflector, dat ik mee nam naar huis.
Van het voorjaar lag er opeens een brok naast, die los had gelaten, van de beuk. Voor de rest stond hij/zij nog fier overeind, in weer en wind, met puntige uitsteeksels die richting gaven, tot nu toe.
Beuk heeft zijn/haar regerende vermogen verloren en staat er treurig bij, ontwapend, nadat een kolonie wespen zich heeft gevestigd in zijn/haar binnenste. Binnenkort zal ik daar weer plaats nemen op de scheefgezakte bank die er naast staat, om aan het einde van de middag de grote vuurbal onder te zien gaan, in het westen.
Bovenal, verlies je verlangen om te wandelen niet: ik wandel mezelf elke dag in een staat van welbevinden en wandel weg van ziekte; ik heb mezelf in mijn beste gedachten gewandeld, en ik weet van geen gedachte die zo bedrukt dat men er niet van weg kan wandelen … maar door stil te zitten, en hoe meer iemand stil zit, hoe dichterbij komt het ziek voelen… Dus wanneer iemand blijft wandelen, zal alles goed komen. Søren Kierkegaard, brief aan Jette (1847)
Solvitur ambulando. ‘Het is opgelost door te wandelen’.
Dit citaat komt uit het boek ‘The Songlines’ van Bruce Chatwin, verschenen in 1987.
Ik heb de Nederlandse vertaling ‘ De gezongen aarde’ ooit gelezen, dat was voordat ik dagelijks aan de wandel ging om Tati (1999 – 2016), mijn hond uit te laten. Nu heb ik de oorspronkelijke verzie van het boek gelezen, terwijl ik nog steeds elke dag de benen neem, appeltje mee, lopen.
In de vroege Christelijke Kerk bestonden er twee manieren van pelgrimage: ‘wandelen voor God’ (ambulare pro deo) in navolging van Christus of van vader Abraham die de stad Ur verliet en in een tent ging wonen. de tweede was de ‘penitentionele pelgrimage’: waarin van criminelen, schuldig aan ‘enorme misdaden’ (peccata enormia) de rol van reizende bedelaar werd vereist, in overeenstemming met vastgesteld tarieven – met hoed, beurs en stok – om onderweg verzoening te vinden. Het idee dat wandelen gewelddadige misdaden oplost gaat terug naar de afgedwongen omzwervingen van Kain om boete te doen voor de moord op zijn broer.
Nog een citaat uit The Songlines, waarin de pelgrimage wordt beschouwd.
Hij wou me wat laten zien, en telkens als ik iets moois zag vroeg ik hem ‘is dit het?’ De afgeknakte bomen , door een tornado rondom de Carolinahoeve in 2019, ‘eh, nee’, daar begint het mee. De boom, een driesprong die hij altijd aanraakt, zodra we de bekende Posbank verlaten, ‘eh, nee’. Het vloeiende landschap waar ik edelherten verwacht tijdens de bronst met hier en daar een boom, ‘eh, nee’. Een bankje met uitzicht op de Elsberg en het Montferland, in de verte, dat was het.
De bijna volle maan stond inmiddels hoog aan de hemel, terwijl de zon aan het zakken was, in het Westen. René en ik eten mandarijnen van Odin, hij rookt een sigaret, en er is nog iets, een kunstwerk in the middel of nowhere. Ik zie een totempaal met reuzenhoorns aan de top en daaronder een hele rits kleinere hoorns van Schotse Hooglanders, in brons, in een gebied dat niet op mijn kaart staat. We lopen door, richting het Rozendaalse Veld want het duurt niet meer lang tot de zon onder gaat, via een pad vanaf de Brandtoren, heeft hij ontdekt. Bij het hek dat het gebied afgrenst staan twee jonge Hooglanders te dollen, terwijl wij daar langs moeten, een pink buigt met kop en hoorns naar de grond, een kalf hupt op en neer. De moeder staat een eindje verderop met een kleine kudde bij een bosje, heeft ons al gezien en richt haar blik op ons. We lopen langzaam door terwijl zij dichterbij komt, wij van het pad af, wachten achter een boompje met een grote kruin. Er komen meer wandelaars bij ons staan, een moeder met een jochie dat een bot met zich meezeult, gevonden. Een stel met een jong kind op de arm gaan ook van het pad af, bij ons staan. Mamsie staat inmiddels bij haar kleintjes, tussen ons en het hek, wij kiezen voor het vijflaagse prikkeldraad. De jonge vader trekt de onderste draad stevig omhoog zodat ieder er onderdoor kan glippen, geeft het kind door dat eerst gespannen toekeek en begint te huilen. Via graspollen met hei naar de andere kant van het hek waar de dieren staan, pink likt kalf, stier staat een eindje verderop langs het draad zachtjes te brullen.
Hij loopt voorop, een kronkelend pad af langs de bosrand, ik zag het kale rondje op zijn hoofd, het begon te schemeren, maan scheen door de takken, ik hoorde een uil in het bos. Op de parkeerplaats aten wij een energiereep, aan een chique picknicktafel. We moesten nog wel een eindje lopen, terwijl het donker werd, er kwam een auto zonder verlichting aangereden op een kruizing met een landweg. Ik was geneigd om weg te duiken, maar de nieuwsgierigheid won het van de angst. Een boswachter stapte uit en gaf ons geen bon, wel een waarschuwing, ‘ja maar we werden opgehouden door een paar Hooglanders’. ‘Voortaan eerder van huis gaan’, en toen hij weg was ‘ik hou zo van wandelen in het donker’. In Velp stond de trolleybus, lijn 1 klaar om te vertrekken, tot Arnhem Velperpoort.