Bovenal, verlies je verlangen om te wandelen niet: ik wandel mezelf elke dag in een staat van welbevinden en wandel weg van ziekte; ik heb mezelf in mijn beste gedachten gewandeld, en ik weet van geen gedachte die zo bedrukt dat men er niet van weg kan wandelen … maar door stil te zitten, en hoe meer iemand stil zit, hoe dichterbij komt het ziek voelen… Dus wanneer iemand blijft wandelen, zal alles goed komen. Søren Kierkegaard, brief aan Jette (1847)
Solvitur ambulando. ‘Het is opgelost door te wandelen’.
Dit citaat komt uit het boek ‘The Songlines’ van Bruce Chatwin, verschenen in 1987.
https://en.wikipedia.org/wiki/The_Songlines
Ik heb de Nederlandse vertaling ‘ De gezongen aarde’ ooit gelezen, dat was voordat ik dagelijks aan de wandel ging om Tati (1999 – 2016), mijn hond uit te laten. Nu heb ik de oorspronkelijke verzie van het boek gelezen, terwijl ik nog steeds elke dag de benen neem, appeltje mee, lopen.
In de vroege Christelijke Kerk bestonden er twee manieren van pelgrimage: ‘wandelen voor God’ (ambulare pro deo) in navolging van Christus of van vader Abraham die de stad Ur verliet en in een tent ging wonen. de tweede was de ‘penitentionele pelgrimage’: waarin van criminelen, schuldig aan ‘enorme misdaden’ (peccata enormia) de rol van reizende bedelaar werd vereist, in overeenstemming met vastgesteld tarieven – met hoed, beurs en stok – om onderweg verzoening te vinden. Het idee dat wandelen gewelddadige misdaden oplost gaat terug naar de afgedwongen omzwervingen van Kain om boete te doen voor de moord op zijn broer.
Nog een citaat uit The Songlines, waarin de pelgrimage wordt beschouwd.
In ‘De laatste wildernis’ van Robert Macfarlane lees ik dat er tussen 500 en 1000 jaar na Christus duizenden mensen naar baaien, bossen, landtongen, bergtoppen en eilanden trokken.
Monniken, kluizenaars, eenlingen en andere rondtrekkende gelovigen begaven zich in gammele bootjes naar de westelijke en noordwestelijke kusten van Groot-Brittannië en Ierland. Met nauwelijks enige ervaring met de zee voeren ze over gevaarlijke wateren op zoek naar iets wat we nu onherbergzame natuur zouden noemen.
Waar ze aan land gingen, bouwden ze kloosters, monnikscellen en bidkapellen, legden ze begraafplaatsen aan voor hun doden en richtten ze stenen kruizen op voor hun God.
Deze reizigers stonden bekend als ‘peregrini’, wat afstamt van het Latijnse ‘peregrinus’ en het begrip ‘grote omzwervingen maken’ ligt er in besloten. Het ligt in de basis van het woord ‘pelgrim’.