Vlucht

In de zomer van 1997 ging ik naar Documenta X in Kassel, de tiende uitvoering van deze internationale kunstmanifestatie die eens in de vijf jaar plaatsvindt. Ik ben fan van de Documenta en toen Tatjana Kurnatovski mij uitnodigde nam ik dat graag aan. We kenden elkaar van de studie Creatieve Therapie op de Kopse Hof in Nijmegen waar ze halverwege het eerste jaar mee stopte vanwege haar gezondheid. Ze ging in de leer bij haar broer Mai, steenhouwer in de omgeving van Kassel. Ze vond een plek in de woongroep van Frank Scholz in Körle, een klein dorpje in Nord Hessen, bereikbaar per trein. Toen ik er aan het einde van de middag aankwam was het feest, er hingen overal vlaggetjes, mensen zaten buiten met elkaar te eten en ik liep er dwars doorheen. Het huis was gemakkelijk te vinden en ik was meteen overdonderd door Frank met zijn typische vakmanschap-pand. Het bergdorpje stond er helemaal vol mee, net als de omgeving, waar de broers Grimm hun sprookjes schreven. We gingen barbecuen bij Walter Brauner en Rosie Bißmann, in hun eveneens sprookjesachtige boswachtershuis, met hun honden Fritz en Urmel. Het klikte meteen tussen ons en met iedereen alsof ik thuiskwam. Ook Documenta X , waar we meteen de volgende dag heen gingen was indrukwekkend, met name de grote zaal in het Stadtmuseum waar je op de grond zat te kijken naar een muur met bewegend beeld. Ik haal me gemakkelijk vier films voor de geest die ik daar in de loop der jaren heb gezien. Eén daarvan liet het wiegende gebladerte van een bamboebos zien, waar ik eindeloos naar kon kijken. Dat zie ik nog dagelijks terug bij mij thuis vanaf de bank in de grote iep aan de overkant van de straat, en de es achter in de tuin.

Eenmaal terug in Arnhem had ik meteen heimwee die niet gering was. Walter en Rosie kwamen langs omdat ze de zee wilden zien, met hun honden bij mij thuis en liet ze in mijn bed slapen. Ze waren zo enthousiast over mijn omgeving dat ze bleven terwijl ik gewoon ging werken, bij het Openluchtmuseum waar ik ze binnensmokkelde. Het Rozendaalse Veld was het einde, vanwege de vele paddenstoelen – het was herfst – die Walter meenam en klaarmaakte. Ik leerde van hem de eetbare te onderscheiden van de giftige soorten. Ik werd uitgenodigd om in de kerstvakantie mee te gaan skiën in Tsjecho-Slowakije in zo’n ski-oord met de hele vriendengroep, waar ik op in ging. Het was de bedoeling om te gaan Snow-boarden maar ik vond dat eng, met twee benen op een plank vast, ik ging liever skiën en zij regelden meteen een leraar voor mij. Er was nog een vriend van Frank bij Yogi uit Berlijn, in totaal waren wij met ons zessen in twee auto’s hier heen gekomen. Alleen de reis al was opwindend want Rosies paspoort was verlopen en ik had er geen bij me, dat we te laat ontdekten en daarom via de ‘groene grens’ gingen, op kerstavond door het donker. We sliepen in twee kamers met stapelbedden en er werd flink gepaft waar ik van ging hoesten. Tijdens het skiën werd ik van achteren besprongen, door iemand die per ongeluk op me viel waarna Rosie – fysiotherapeute – mij ging masseren. Ik had een gekneusde rib ‘Tanja beweegt veel beter mee’ zei ze terwijl ik me stijf hield door de pijn. Tijdens het eten in de lounge vroeg Walter mij de sleutel van de kamer die nog in de deur zat dus niet op slot, waar hij niet goed van werd. ‘Mijn camera ligt daar’ en ik rende meteen naar boven om de deur op slot te draaien, wat hij heel ‘komisch’ vond.

De eerste scheurtjes kwamen in de volmaakte vriendschap die nog lang niet voorbij was. Met Oud&Nieuw omhelsden Frank en ik elkaar terwijl er serpentine rondom ons slingerde. Er was echter geen ruimte voor afzondering in deze groep, behalve voor mij vanwege de Duitse taal. Ik werd er moe van, wat ik toch al was vanwege de gekneusde rib, waar ik pas in februari voor naar de dokter ging en twee weken vrij kreeg voor herstel. Onmiddellijk wilde ik weer naar mijn vrienden maar ik had geen geld meer voor de treinreis. ‘Ga je toch liften’ zei mijn vriend Kees, en eenmaal thuis zag ik een grote boog voor me, tussen Arnhem en Kassel. Binnen 4 uur stond ik in het centrum van de stad, wat uitzonderlijk snel was, mede door een lift van een ambulance-chauffeur. Ik bracht wat dagen door bij Tatjana en bij Walter en Rosie, waar ik bladeren veegde in de tuin langs de bosrand. Daar kwam ik in contact met de vader van Walter die als jongeman gedwongen was om te vechten in de oorlog. ‘Je werd ter plekke doorgeschoten als je niet ging’ en dat maakte indruk op mij. Ik was al eerder verwonderd over het bewustzijn van de oorlog, wat men hun kinderen leert op school, dat veel verder gaat dan bij ons. Voor de derde keer weer terug naar Arnhem, wederom liften ’trampen’. Dat brengt me op de trams die daar rijden en de tram in het Openluchtmuseum, uit Kassel. Het was precies de tram van het traject dat Rosie als kind nam op weg naar school, wat een toevalligheid. Walter bracht mij naar een goeie liftplek en daar stond ik met mijn bordje Arnhem maar het ging niet zo vlot als op de heenweg.

Ergens onderweg bij een benzinestation waar ik was afgezet kreeg ik een lift aangeboden naar Venlo, waar ik niet op in ging. Even later stopte er een engelse vrachtwagen die langs Arnhem reed en ik stapte in. ‘I wonder where he is going’ had hij al gezegd tegen een collega in het restaurant, toen bleek ik een ‘she’. Het was gezellig onderweg en ik hoorde zijn levensverhaal, inclusief moeilijk huwelijk. Ik weet niet waarom ik hem mijn telefoonnummer heb gegeven maar ik deed het. Ergens op de snelweg in het Noorden van Arnhem draaide hij een parkeerplaats op voor ‘a cup of tea’ maar ik werd ongedurig en stapte uit de wagen. Daar stond ik in het donker in de middle of nowhere en rende voor mijn leven, naar huis. Mijn liftbordje lag nog in de cabine van de vrachtwagen van Allen en ik zal nooit weten wat zijn bedoeling was. Hij belde mij in de weken die volgden maar ik hield de boot af, en pakte mijn leven weer op in deze stad, met flinke tegenzin. Het heeft nog een paar jaar geduurd voordat ik ontdekte dat Arnhem als Kassel is, en Kassel als Arnhem is, alsof ik wortel schoot in mijn eigen stad aan de Rijn. Ik werd verliefd op mijn omgeving via een omweg en daarom weet ik alle namen van al die mensen en hun honden. Ik vergeet ze nooit weer, inclusief Heinrich, Trine en Franz, en Birgit Tüchthuizen, haar dochter Hanna en nichtje Alrun. Mede door hen kreeg ik zelf een hond, met een baard zoals Urmel en Fritz, Tati die me de weg wees naar Sonsbeek en was genezen van Sehnsucht.

I

De eerste film speelde zich af in een duistere, gemeubileerde woonkamer met hoge ramen waar vitrage voor hing. Een lijzige stem vertelt een langdradig verhaal over wat er zich heeft afgespeeld in deze ruimte. Er was geen ondertiteling en ik werd afgeleid door de situatie waarin we hutje-mutje in de zaal zaten. Toch bleef dit beeld altijd bij me en als ik aan de Documenta denk verschijnt het, en hoor ik de stem.

II

In de tweede film beweegt de camera door een verlaten gebouw ergens in Afrika, wederom hoge vensters die onderverdeeld zijn in kleine ruitjes. Het is een schoolgebouw waar sporen zijn te vinden van martelpraktijken, bloed en uitwerpselen. Lokalen zijn doorgebroken en buiten lopen kippen te scharrelen tussen het onkruid. Een vliegtuig maakt vaart en stijgt op, ik voel de kracht van de motoren.

III

De wind in het gebladerte van een gigantisch bamboebos in Azië en verder niets te zien in de derde film die me zo is bijgebleven. Ik zie deze film in mijn eigen omgeving als ik de wind in de bomen zie van de bossen waar ik door heen loop maar ook gewoon thuis als ik naar buiten kijk. Heel toevallig woon ik op een plek waar ik omringd ben door bomen, alhoewel ik geen eigen tuin heb.

IV

In de vierde film waar ik zo van onder de indruk was weer rondleiding in een gebouw, een gigantisch paleis in Afghanistan dat door de oorlog beschadigd is. Een figuur danst door het centrale trappenhuis waarvan de voorgevel ontbreekt en twee zijvleugels die geheel verlaten en geplunderd zijn. Je ziet de bevolking van een dorp dat een eindje verderop ligt van bovenaf op een kluitje staan.